Het is midden januari. Een waterral verschijnt aan de rand van de rietkraag. Dit is niet uitzonderlijk in de winter, maar deze vogel geeft aan te willen broeden, en dat is zo’n twee maanden te vroeg. De gevolgen van de klimaatsverandering zijn steeds meer zichtbaar. Vorige zomer verbleef er op een voormalig voetbalveld in Heverlee, tot groot plezier en genoegen van de verzamelde amateur-fotografen, 12 dagen lang een hop – een soort die meer algemeen is in Zuid-Europa, maar door de klimaatopwarming steeds meer onze richting uitkomt. Ook in de plantenwereld zien we veranderingen optreden. In een analyse van beelden van de Ronde van Vlaanderen constateerden onderzoekers van de UGent dat bomen en struiken op de hellingen langs het parcours van deze wielerklassieker in een periode van 36 jaar steeds meer in blad en in bloei stonden op de dag van de wedstrijd, een rechtstreeks gevolg van de opwarming van het klimaat – zo’n 1.5°C over de bestudeerde periode (1).
Een internationaal team aerobiologen kon verbanden aantonen tussen deze opwarming, in het bijzonder hogere minimum- en maximumtemperaturen in het voorjaar, en langere bloeiperiodes en hogere cumulatieve pollenproductie van allergene boomsoorten in het noordelijk halfrond (2). Dat is slecht nieuws voor hooikoortspatiënten, want dit zorgt voor een langere blootstelling aan allergeen stuifmeel, en dit uit zich in meer ernstige symptomen van onder meer allergische rhinitis, conjunctivitis en astma, en een meetbare verhoging van psychische stress.
Voor hooikoortspatiënten is er nog meer aan de hand. Onze natuur kreunt onder de stikstofdepositie, de neerslag van stikstof uit NH3 en NOx afkomstig van industrie, landbouw en verkeer. Deze overdaad aan stikstof veroorzaakt ernstige schade aan de natuur. Soortenrijke ecosystemen veranderen in soortenarme, hoogproductieve vegetaties, gedomineerd door soorten die overweg kunnen met dat overaanbod aan stikstof. Dat zijn onder andere sterk allergene grassoorten zoals raaigras, kropaar en timotheegras. Op die manier brengt stikstof niet enkel de natuur schade toe, maar ook de menselijke gezondheid, door een verhoging van stuifmeelconcentraties in de atmosfeer. Bovendien kan stikstof ook een impact hebben op pollenallergie door veranderingen in de structuur van de stuifmeelkorrels, de proteïnensamenstelling van de stuifmeelkorrels en de structuur van de allergenen, door een impact op het vrijzetten van de allergenen, en door een impact op de immuunrespons (3).
Ook luchtvervuiling, in het bijzonder fijn stof (PM10) en ozon, kan de expressie van allergene proteïnen verhogen – een proces dat goed gekend is voor Bet v 1, het belangrijkste allergeen van berk en de hoofdoorzaak voor IgE-gemedieerde allergie in Europa (4). Een gepaste en planmatige aanpak van zowel de klimaatcrisis als de milieuvervuiling is dus hoogstnoodzakelijk, niet enkel om de natuur en de biodiversiteit te vrijwaren, maar ook om de ziektelast van stuifmeelallergie te beperken.