Vaccinatie tegen kinkhoest tijdens de zwangerschap beschermt tegen kinkhoestinfectie gedurende de eerste acht maanden van het leven. Echter, het mogelijke ‘afstompende’ effect van maternale antilichamen op de reactie van zuigelingen op primaire immunisatie blijft reden tot bezorgdheid.
Na de introductie van maternale kinkhoestvaccinatie in Australië onderzocht een cohortstudie op basis van gegevens van 279.418 moeder-kindparen de effectiviteit van het maternale vaccin (VE) en de invloed van maternale kinkhoestvaccinatie op de effectiviteit van de eerste 3 primaire doses van het DTP-vaccin. Baby’s werden beschouwd als maternaal gevaccineerd indien hun moeder een kinkhoestvaccinatie kreeg minstens 14 dagen voor de geboorte. Wettelijke vaccinatieregisters en ziekteregisters leverden de nodige data. Het kinkhoestvaccin werd toegediend tijdens 51,7% van de zwangerschappen, voornamelijk op 28-31 weken zwangerschap. De effectiviteit van maternale kinkhoestvaccinatie daalde van 70,4% bij zuigelingen minder dan 2 maanden oud tot 43,3% bij zuigelingen van 7-8 maanden oud en was niet langer significant na 8 maanden. Hoewel men iets lagere VE-puntschattingen voor de derde dosis van het zuigelingenkinkhoestvaccin zag bij maternaal gevaccineerde vergeleken met ongevaccineerde zuigelingen (76,5% vs 92,9%, P=0,002), traden er geen hogere percentages kinkhoestinfectie op (hazard ratio: 0,70). Kinkhoestvaccinatie rond 28 weken zwangerschap werd geassocieerd met een lager risico op infectie bij zuigelingen tot 8 maanden oud. Ondanks aanwijzingen voor een lagere effectiviteit van de derde dosis bij maternaal gevaccineerde baby’s bleek er tot de leeftijd van 18 maanden geen verhoogde kans op kinkhoest te bestaan bij deze groep.