Het aantal zwangerschapsonderbrekingen dat in België wordt uitgevoerd, is de laatste vijf jaar met tien procent gedaald en is daarmee ongeveer terug op het niveau van 2006. Dat blijkt uit cijfers van de Evaluatiecommissie Zwangerschapsafbreking, die Belga kon inkijken. Vooral bij jonge vrouwen - in de categorieën van 15 tot 24 jaar - waren er minder zwangerschapsonderbrekingen.
De Evaluatiecommissie Zwangerschapsonderbreking kon de afgelopen jaren geen cijfers publiceren. De raadgevende commissie, die in 1990 in het leven werd geroepen, vond niet genoeg kandidaten om alle mandaten in te vullen, en kon bijgevolg geen verslagen afleveren.
Sinds eind 2018 zijn de mandaten weer ingevuld. De Commissie deed het nodige inhaalwerk en heeft de cijfers van 2014 tot 2017 nu klaar.
Het aantal zwangerschapsafbrekingen is de afgelopen jaren vrij fors gedaald. In vergelijking met vijf jaar eerder waren het er in 2017 tien procent minder, van 18.968 naar 17.108. Vooral bij jonge vrouwen ligt het aantal abortussen gevoelig lager. In 2012 lieten nog 2.302 meisjes in de leeftijdscategorie van 15 tot 19 jaar een abortus uitvoeren, in 2017 waren dat er 1.544. Volgens de Evaluatiecommissie is dat vooral te danken aan anticonceptie, die betaalbaarder en toegankelijker is geworden.
Op langere termijn is de daling wel beduidend minder spectaculair. In 2006 waren er bijvoorbeeld 17.480 geregistreerde zwangerschapsafbrekingen, een kleine 380 meer dan in 2017.
Het aantal zwangerschapsafbrekingen was in 2017 het grootst in Brussel: het hoofdstedelijk gewest is goed voor ruim een vijfde van het totale aantal abortussen. Antwerpen volgt met iets meer dan 16 procent.
Het gaat voornamelijk om vrouwen met de Belgische nationaliteit, maar er waren in 2017 ook een honderdtal vrouwen uit het buitenland die een zwangerschapsafbreking in ons land liet uitvoeren. Ruim drie kwart daarvan kwam uit een ander Europees land, 10 procent uit Afrika, ruim 6 procent uit Azië en 5 procent uit Amerika. Omgekeerd gingen 472 Belgische vrouwen in 2017 naar Nederland voor een zwangerschapsafbreking. In 2016 waren dat er 527.
De betrokken vrouwen kozen voornamelijk voor een zwangerschapsafbreking omdat ze op dat moment geen kinderwens hadden. Dat was zo in bijna een derde van de gevallen. Bijna 14 procent vond dat het gezin voltooid was, 9 procent voelde zich nog te jong voor een kind, 6 procent studeerde nog en nog eens bijna 6 procent koos voor een abortus om financiële redenen.
In bijna de helft van de gevallen gebruikte de vrouw in kwestie geen anticonceptie en was dat de oorzaak van de ongewenste zwangerschap. Abortussen worden trouwens hoofdzakelijk uitgevoerd in gespecialiseerde centra. Amper 16 procent kiest voor een ziekenhuis.
In de Kamercommissie Justitie is eind vorig jaar nog een versoepeling van de abortuswet gestemd op voorstel van de paars-groene partijen aangevuld met PVDA en DéFI. Dat voorstel haalt abortus uit de strafwet, verlegt de periode waarbinnen een zwangerschapsafbreking mogelijk is van 12 naar 18 weken en perkt de reflectietijd van 6 dagen in tot 48 uur. De Raad van State buigt zich nog over die versoepeling. Dat advies wordt midden februari verwacht.