De niet-invasieve prenatale test (NIPT), die bij zwangerschap een inschatting maakt van het risico op een baby met het syndroom van Down, is bij tweelingen even betrouwbaar als bij eenlingen. Dat blijkt uit een grootschalige studie van de acht genetische Belgische centra.

Sinds enkele jaren is de NIPT goed ingeburgerd in België. De test maakt een inschatting van het risico op het syndroom van Down en andere chromosoomafwijkingen. Sinds juli 2017 wordt de test terugbetaald door het ziekenfonds bij alle vrouwen.

De betrouwbaarheid van NIPT bij tweelingzwangerschappen werd echter nog niet goed bestudeerd, waardoor sommige labo's de test nog afraden of vermelden dat NIPT bij tweelingen een lagere betrouwbaarheid heeft. Een grootschalige studie van de acht erkende Belgische genetische centra bij 4.150 tweelingzwangerschappen brengt daar nu verandering in.

In de groep van 2.716 twee-eiige zwangerschappen werd in 12 gevallen een verhoogd risico voor Down vastgesteld, zegt hoofdonderzoeker Margot Van Riel van KU Leuven. "In de 11 zwangerschappen waarbij een vruchtwaterpunctie volgde, werd het NIPT-resultaat bevestigd bij de baby. In de groep van 2.704 zwangerschappen waar de NIPT geen verhoogd risico voorspelde voor het syndroom van Down, werd geen enkele baby met het syndroom geboren. De NIPT deed op duizenden tweelingzwangerschappen dus geen enkele foutieve voorspelling."

De studie voorspelde bij 0,44 procent van alle tweelingzwangerschappen een baby met het syndroom van Down: dit is vergelijkbaar met het voorkomen van het downsyndroom bij eenlingzwangerschappen. Van Riel: "In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, is het risico op een baby met het syndroom van Down dus niet groter als je zwanger bent van een tweeling."