Chromosomale instabiliteit, die tijdens de vroege ontwikkeling van een embryo kan optreden, leidt niet tot gezondheidsrisico's voor kinderen die via in-vitrofertilisatie (ivf) geboren worden. Dat blijkt uit onderzoek door onderzoekers aan de Faculteit Geneeskunde van de KU Leuven in samenwerking met universiteiten van Maastricht, Tartu (Estland) en Helsinki.
Chromosomale instabiliteit houdt in dat gehele chromosomen (of delen ervan) worden verwijderd of verdubbeld tijdens de ontwikkeling van de bevruchte eicel. Bij delen van cellen leidt dit tot dochtercellen met het verkeerd aantal chromosomen of afwijkingen aan de structuur van chromosomen. Het was bekend dat het fenomeen zich voordoet bij ivf. Er was evenwel nog onzekerheid over wat de gevolgen daarvan zijn op de verdere ontwikkeling van het embryo en de gezondheid van het kind.
In het kader van het onderzoek werd het genetisch materiaal van 98 gezinnen gedurende de zwangerschap, waarbij 48 via ivf een kind kregen en 50 via de natuurlijke weg. Met behulp van een nieuwe techniek kon men zien hoe het embryo zich ontwikkelde gedurende de zwangerschap. De chromosomale instabiliteit bleek in beide gevallen voor te komen en een normale zwangerschap niet in de weg te staan.
"Het fenomeen verdwijnt vanzelf tijdens de ontwikkeling van het embryo omdat sterke selectiebarrières kunnen corrigeren voor afwijkende cellen. Het lijkt erop dat er een selectiemechanisme plaatsvindt waarbij voornamelijk 'de goede cellen' doorgaan met delen. Het leidt dan uiteindelijk ook niet tot gezondheidsrisico's voor de baby, ook niet bij ivf. Dat is een hele geruststelling voor ouders van ivf-kinderen en mensen die geboren zijn na ivf", aldus de Leuvense geneticus Thierry Voet.