Alsmaar meer landen voeren HPV-tests uit om baarmoederhalskanker op te sporen. Nagenoeg alle gevallen van baarmoederhalskanker en een hoog percentage precancereuze letsels van de baarmoederhals worden immers veroorzaakt door hoogrisico-HPV-serotypes (hrHPV).
Die methode is gevoeliger dan conventionele cytologie, maar is minder specifiek. De kans bestaat dus dat er vaker een colposcopie zal worden uitgevoerd. Wereldwijd worden verschillende triagestrategieën toegepast om een compromis te vinden tussen onvoldoende detectie en te veel colposcopieën.
Tegen die achtergrond heeft een nieuwe Deense studie een specifiek screeningalgoritme geëvalueerd met analyse van het aantal vrouwen dat werd verwezen voor een colposcopie, deelname aan nacontroles en het percentage hooggradige precancereuze letsels bij de vrouwen die na HPV-screening werden verwezen voor een colposcopie.
Tussen mei 2017 en december 2020 zijn 36.417 vrouwen in de zone gedekt door de afdeling pathologie van het ziekenhuis van Vejle (zuiden van Denemarken) opgenomen in de HPV-groep. Vrouwen bij wie HPV16 of HPV18 werd gedetecteerd, ongeacht de cytologie, en vrouwen bij wie andere hrHPV-serotypes werden gedetecteerd én die een abnormale cytologie vertoonden, werden direct verwezen voor colposcopie. Bij de vrouwen met een normale cytologie bij wie andere hrHPV-serotypes werden gevonden, werd de screening na 12 maanden overgedaan en bij de vrouwen zonder hrHPV werd een routinescreening voorzien na drie jaar.
Er zijn resultaten bekend voor de periode tot en met september 2022. Na de primaire screening is 3,6% van de vrouwen verwezen voor een colposcopie; 5% is verwezen na een nieuwe screening na 12 maanden en 91,4% voor een routinescreening (na 3 jaar).
Het follow-uppercentage was hoog: 96% voor een colposcopie na de primaire screening en 91% voor een colposcopie na de controlescreening. Bij een colposcopie na de primaire screening werden CIN3+ letsels gevonden bij 28,1% van de vrouwen die positief waren op HPV16/18, en bij 18,2% van de vrouwen met een abnormale cytologie die positief waren op andere hrHPV-serotypes.
8% van de vrouwen met andere hrHPV-serotypes bij wie tevens een ASCUS/LSIL-uitstrijkje was afgenomen, vertoonde een CIN3+ letsel. Bij de controlescreening was 43% hrHPV-negatief geworden, 55% bleef positief voor andere hrHPV-serotypes en 2% was HPV16/18-positief geworden. Bij de colposcopie na de controlescreening is bij 10,1% van de vrouwen die positief waren op andere hrHPV-serotypes een CIN3+ letsel gevonden. Bij de HPV16/18-positieve vrouwen was dat 11,1%.
Volgens de auteurs wijzen die cijfers erop dat bij vrouwen met een abnormaal ASCUS/LSIL-uitstrijkje die positief testen op andere hrHPV-serotypes een nieuwe screening wenselijk is, veeleer dan een onmiddellijke colposcopie.