Opleiding… 
en de wetenschap?

Geachte lezer,

Bij het begin van dit nieuwe jaar verschenen meteen twee papers in The New England Journal of Medicine over twee belangrijke aspecten van opleiding (medical teaching) (1, 2).

In de eerste paper wordt nagedacht over hoe patiënt-
gebaseerd wetenschappelijk onderzoek en kritisch denken in de opleiding kan worden geïntegreerd. Hoe kan hiervoor tijd worden vrijgemaakt, te midden van klinische protocollen, superspecialisatie en de vereiste efficiëntie van de patiëntenzorg op de werkvloer? Hoe kunnen actuele medische problemen verder onderzocht worden op basis van ‘fysiopathologische’ vraagstellingen?

Dit met het ultieme doel dat artsen blijvend wetenschappelijk reflecteren en onderzoek doen, ook in de latere klinische praktijk. In ons streven naar de meest optimale klinische zorg van de patiënt is het wetenschappelijk onderzoek en de kritische reflectie door alle zorgverleners onmisbaar. Deze plicht stopt niet bij het beëindigen van de opleiding. De patiënt heeft hier recht op.

In Vlaanderen wordt hier deels op ingespeeld via de MaNaMa-lessenreeksen, de ‘study time’ binnen de 48-urige werkweek en Medbook, die in de evaluatie van de kandidaat het aspect ‘wetenschapper’ includeert. Dit dient echter nog meer gevolg te krijgen op de werkvloer, waar dit aspect wordt uitgehold door de klinische werkdruk. In elke opleidingsdienst zou een staflid (deeltijds) vrijgesteld moeten worden hiervoor en de dienst moet hiervoor ook financieel vergoed worden. Ook een grotere bijdrage aan deze wetenschappelijke opleiding door alle artsen, binnen hun subspecialisatie in de dienst, kan hiertoe bijdragen. Dit geldt niet alleen voor de perifere stageplaatsen maar a fortiori ook voor de universitaire. De assistenten dienen er tevens op gewezen te worden dat de ‘how’-vraag vaak ondergeschikt is aan de ‘why’-vraag.

Een tweede paper gaat over CBME (competency-based medical education). Elke stagemeester zal het met me eens zijn dat de snelheid van het leerproces voor elke kandidaat anders is. Er is een duidelijke ‘time-variability’ tussen het begin van de opleiding en het onafhankelijk verrichten van praktijk. Idealiter wordt de opleiding aangepast aan vooraf vastgestelde uitkomsten voor de kandidaat.

Hierbij is echter de eerste vraag: hoe meet je competentie? Eerder dan numerieke eisen te stellen qua skills en interventies dient verder gezocht te worden naar ‘levels of performance’ voor elke competentie, eindigend in een ‘entrustable professional activity’, waarbij de kandidaat vertrouwd kan worden om zonder supervisie, in een bepaalde setting, goed te functioneren. M.a.w., een modulair opleidingssysteem in functie van de individuele kandidaat. Hierbij moet ik terugdenken aan het vroegere VVOG-stageboek voor assistenten (waarschijnlijk waren we toen de enige discipline) dat, althans qua competentiepeil, de mogelijkheid bood de ASO voor elk onderdeel van kunnen (bv. sectio, diagnostische hysteroscopie, etc…) een autorisatie toe te kennen. Dergelijk label per prestatie is niet alleen binnen de dienst nuttig om te laten kennen welke prestatie een ASO zelfstandig kan en mag doorvoeren, maar ook informatief naar de volgende stageplaatsen toe. Dit vertalen naar aanpassing van de opleidingsduur is echter niet evident.

Anno 2018 staan we in Vlaanderen wellicht voor één der meest ingrijpende veranderingen van onze ziekenhuiszorg. Accreditatie, netwerksimulaties, laagvariabele zorg, de labiele verhouding tussen ziekenhuismanagement en artsen, de steeds toenemende administratieve taken, de wurgende 
medico-legale sfeer souperen heel wat van onze tijd als arts op.

Tegelijkertijd ondergaat de opleiding cruciale omwentelingen (nieuwe generatie met andere visie, verlenging van de opleidingstijd, parttimeopleiding, subspecialisatie, dubbele cohorte, werktijdbeperking…). Hierbij mogen wij nooit vergeten dat patiëntenzorg onze corebusiness moet blijven.

Voorwaar geen gemakkelijke tijden, maar de EBCOG-accreditering, behaald door bijna alle Vlaamse opleidingscentra, de gedrevenheid van de meeste stagemeesters die ik mocht ervaren op de voorbije stagemeestervergaderingen aan de Vlaamse universiteiten, de opvolging van de opleiding door de raad van bestuur van de VVOG en de Beroepsbelangencommissie, alsook het elan van de nieuwe Erkenningscommissie, doen mij geloven in een gestage verdere toename van de kwaliteit van onze Vlaamse opleiding.

    1. Powell DE, Carraccio C. Toward competency-based medical education. N Engl J Med 2018;378:3-5. doi: 10.1056/NEJMp1712900. http://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMp1712900
    2. Armstrong K, Ranganathan R, Fishman M. Toward a culture of scientific inquiry – The role of medical teaching services. N Engl J Med 2018;378: 1-3. doi: 10.1056/NEJMp1712474. http://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMp1712474

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.